Blog: uitgieren en doorgaan

juli 22, 2017 //

‘Je doet het voor jezelf, het gaat erom dat je het haalt, je doet het voor jezelf, het gaat erom dat je het haalt, je doet het voor jezelf…’ Als een soort mantra gaat deze gedachte door me heen als ik tegen de wind in aan het stoempen ben op Het Lint. Deze mentale herhaling moet ervoor zorgen dat mijn gedachten niet te veel afdwalen. Want steeds opnieuw denk ik aan al die mensen voor wie ik graag een mooie prestatie neer wil zetten. En zodra ik daar aan denk, heb ik direct het gevoel dat ik tekort schiet.

Ik wil dat mijn kinderen (later) trots op me zijn, dat mijn man trots is, dat mijn schoonmoeders die mee zijn als vrijwilliger trots zijn, dat ik mijn coach niet al te veel teleurstel met mijn prestatie. En ik wil ook zelf trots kunnen zijn, maar merk onderweg al dat het lastig is. Ik ben mijn grootste criticaster en dat zit me vandaag in de weg.

De zenuwen gieren al sinds ’s ochtends vroeg door me heen. Vandaag gaat het dan gebeuren: starten bij de 1/16e van de Vrouwentriathlon. Zwemmen valt meteen al tegen, wat gaan al die andere dames toch hard! Borstcrawl wissel ik al snel in voor schoolslag. Nog vóór de eerste boei schiet de rits van mijn trisuit open en maalt het door mijn hoofd dat ik straks met een wel erg blote rug het water uitkom.

Voor mijn gevoel ren ik als één van de laatsten het water uit. Achteraf blijk ik beter te hebben gezwommen dan ik zelf dacht: als 18e van de 58 ga ik over de mat van de tijdwaarneming. In de wisselzone ritst vrijwilliger Kitty mijn pak weer even dicht (dank!). Geworstel met mijn schoenen en helm en hup, rennen met mijn fiets richting parcours. Normaliter is het fietsonderdeel mijn beste onderdeel. Of misschien beter geformuleerd: mijn minst slechte onderdeel. Maar ik heb het zwaar vandaag, nog niet zoveel kilometers kunnen trainen, mijn benen willen niet, in het begin heb ik moeite tempo te maken. En als ik dan eindelijk op gang ben en deelneemsters in weet te halen, draait het parcours en rijden we de wind in. Eén voor één fietsen de andere vrouwen me weer voorbij.

In de wisselzone is het weer worstelen met schoenen en dan hup, rennen. Zodra ik over de tijdmetingsmat kom, besluit ik te wandelen. Op mijn horloge stel ik een minuut in, daarna mag ik weer hardlopen van mezelf. Zo leg ik rondje één afwisselend wandelend en rennend af. Als in het tweede rondje één van de andere deelneemsters me vraagt hoe het met me gaat en of alles goed gaat met mijn dochtertje, schiet ik even vol. Ik laat haar doorlopen, stop zelf en huil even met gierende uithalen.

Blijkbaar moest dat er even uit, want al snel herpak ik mezelf. De ergste emotie is eruit, ik ben voor het eerst tijdens de race oprecht blij dat ik mee kan doen, geniet nu echt van de laatste meters, neem de deelneemster die me onbewust emotioneerde met haar onschuldige vraag nog een keer mee op sleeptouw en ik kom in een tijd van 54.20 over de finish.

Kan het sneller? Ja, vast, maar meer zat er dit keer niet in. Ben ik blij met mijn prestatie? Zeker weten! Toen ik begin dit jaar de diagnose reuma kreeg en continu pijn had door ontstekingen in handen en voeten had ik niet durven hopen dat sporten nog mogelijk was, laat staan dat een wedstrijd er nog in zat. Een aantal maanden later (en zo’n beetje negen maanden na de geboorte van onze dochter) sta ik tóch aan de start én haal ik de finish. Ik zeg: missie geslaagd!